Cadeautje: kort verhaal
Hartstikke leuk om getrouwd te worden door een schrijver, maar dan wil je er natuurlijk wel iets van lezen! Daarom voor jullie een cadeautje: een kort verhaal van mijn hand. Veel leesplezier!
Ongeschreven boeken
Woensdagmiddag, vaste prik. Mijn kuiten zetten zich schrap voor de enige heuvel in het dorp. Het was warm, bijna zomer, en ik genoot van de eerste keer zonder jas naar buiten. Helemaal bovenop de heuvel aan het einde van de weg, naast de gymzaal, lag de bibliotheek. Het was een laag gebouw, niet zo heel groot van buiten, hoewel ik er binnenin vaak verdwaalde: elke keer als ik een boek opendeed, belandde ik in een andere wereld en voor ik het wist, was ik drie uur verder en vergeten waar ik was.
De baas van de bieb was een heks, althans in mijn gedachten. Het leek me beter dat ze niet wist dat ik het wist. Ze had dezelfde voornaam als mijn moeder, maar daar stopte ook elke gelijkenis. Deze Marij had rood haar waarin het eerste grijs voorzichtig een poging waagde. Soms droeg ze het los. Dan hing het tot op de band van haar geruite rok. Andere keren droeg ze het in een grote knot boven op haar smalle hoofd. Ze kon heel streng kijken vanachter haar enorme, ronde brillenglazen. Toch was ik niet bang voor haar, hooguit een beetje onder de indruk. Gezond ontzag was - denk ik - wat ik voor haar voelde.
Toen ik binnenkwam stond ze op haar vaste plek achter de balie, onder de klok en het staatsieportret van koningin Beatrix en prins Claus. ‘Dag Froukje, daar ben je weer.’ Ze knikte naar me en ging door met het sorteren van de gele kaartjes in de kaartenbak. Ik liep naar de kinderafdeling en legde tien mintuten later drie boeken op de balie: twee van Roald Dahl die ik al gelezen had en een nog onbekend boek van Jan Terlouw over een geheime brief. Juf Marij - we noemden iedereen die slim en volwassen was al gauw ‘juf’- bekeek mijn stapeltje.
‘Niet meer dan twee erbij,’ zei ze met die strenge blik, waarbij haar voorhoofd rimpelde als water. Ik keek haar mokkend aan.
‘Ik ben blij als het zomervakantie is, dan mag ik tenminste meer dan vijf boeken per keer lenen.’ Ik sjokte terug naar de kinderhoek en vond al gauw mijn laatste twee vrienden voor die week. Ik legde ze bovenop de andere boeken die ik had uitgezocht.
‘Mag ik ook nog even bij de grotemensenboeken kijken?’
‘Waarom? Daar mag je toch niets van lenen.’
‘Nou, misschien kan ik nog iets vinden voor mijn moeder. Anders heeft ze niets te lezen deze week.’
‘Waarom is ze deze keer dan niet zelf meegekomen?’
‘Er wordt een baby geboren in Nieuwstadt.’
Ze keek me bevreemd aan alvorens haar ogen oplichtten door iets wat ze zich herinnerde. ‘Dat is waar ook, je moeder is kraamhulp, hè? Nou, vooruit dan, Froukje. Maar ik controleer wel wat je hebt uitgekozen. Ik geef jou niet zomaar van alles mee. Ik ken jou.’
Ik grijnsde schuldbewust. Ik had al vaker geprobeerd boeken voor boven mijn leeftijd mee te krijgen. Juf Marij trapte er helaas zelden in, want ze kende de leesvoorkeuren van zo’n beetje iedereen in het dorp. Wat bewees dat ze een heks was, want wie kon dat nou allemaal weten?
Ook op de volwassenenafdeling wist ik wel wat waar ongeveer stond. Rechts van het gangpad stond een aantal kasten met saaie, kartonnen dossiermappen vol naslagwerk; de enige plek in de bieb waar mijn vader nog wel eens kwam. Links stonden de romans waar mijn moeder meestal haar wekelijkse letteroogst bij elkaar harkte. Hier en daar begroette ik bekende ruggen die ik bij ons in huis van de bank tot op mijn moeders nachtkastje had zien rondzwerven. Mijn moeder las net zo veel als ik, misschien nog wel meer. Het viel dan ook niet mee om een geschikt nieuw boek voor haar te vinden. Ik wilde met iets echt bijzonders thuiskomen, iets wat ze zelf niet meteen uitgekozen zou hebben, maar waar ze wel laaiend enthousiast over zou zijn.
Rek na rek liep ik langs. Na een tijdje deed mijn nek zeer van het kantelen van mijn hoofd om de titels te kunnen lezen. Ik veegde het lange haar uit mijn warme nek. Door het platte dak liep de temperatuur hierbinnen altijd snel op. Er waren wel ramen in de bieb, maar alleen van die smalle bovenlichten helemaal bovenin de muur en ze zaten nu nog allemaal dicht. Ik voelde me suf en gaapte zo uitgebreid dat mijn ogen ervan traanden.
Ik had de moed zo goed als opgegeven toen ik het laatste gangpad helemaal achterin de bieb in slofte. Niet alle planken waren hier gevuld. Het leek wel alsof de voorraad boeken op was geweest toen ze de laatste kasten hadden ingericht. Of misschien was het hier wel net als op een kerkhof; dat ze nog wat ruimte overhielden achteraan voor nieuwe bewoners. Mijn motivatie om het perfecte boek te vinden was inmiddels wel verdwenen. Ongeïnteresseerd zakte ik op mijn knieën om het karige rijtje boeken op de onderste plank in de allerlaatste kast te bekijken. Net toen ik mijn hand uitstak om een dikke pil ertussenuit te pakken, hoorde ik ineens de strenge stem van Juf Marij achter me. Geschrokken liet ik het boek los en kwam zo snel als ik kon overeind. Ik voelde me betrapt, hoewel ik daar geen reden toe had: ik had immers haar toestemming om een grotemensenboek uit te zoeken.
‘Wat doe jij hier helemaal achterin?’ Juf Marij leek nog heksachtiger dan ooit.
‘Een boek zoeken voor mijn moeder, weet u nog wel?’ stamelde ik zenuwachtig.
‘Heb je alle andere kasten dan al bekeken? Kon je daartussen niets vinden? Hier achterin heb jij niets te zoeken.’
Ik beet op mijn lip. ‘Ik keek gewoon even rond. Ik wilde iets speciaals voor haar meenemen en heel veel boeken heeft ze al eens gelezen.’
Ze strekte haar nek, waardoor deze nog langer leek en keek over mijn schouder naar de onderste plank van de achterste kast. ‘Welk boek wilde je daar tevoorschijn halen?’
Ik draaide me om en wees naar het rijtje boeken. ‘Die ene dikke, zwarte daar met die gele letters. Mijn moeder houdt van dikke boeken, anders heeft ze ze te snel uit.’
Toen ik mijn hoofd terugdraaide en haar weer aankeek, gebeurde er iets geks. Het gezicht van juf Marij veranderde. Het werd zachter, warmer, misschien jonger zelfs. Ze leek ineens niet meer op een heks, dat was het! Ik fronste omdat ik niet begreep waar die omslag ineens vandaan kwam.
‘Dus jij ziet daar op die onderste plank boeken staan?’ vroeg ze met glimmende ogen.
‘Eh ja, u toch ook?’ Ik vond dit een heel raar gesprek.
‘Dat vind ik leuk om te horen.’
Ze knikte alsof ze heel tevreden over me was, al kon ik niet verzinnen waarom dat ineens zo was. Ze leek even na te denken, een beetje in zichzelf gekeerd. Ik vroeg me af of er een beleefde manier was om uit deze gekke situatie te ontsnappen. Net toen ik heel gemaakt iets wilde zuchten over bijna etenstijd (om drie uur ’s middags?!) kwam ze weer tot haar positieven en stelde me een vraag: ‘Weet je wat dat voor boeken zijn?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Dat zijn de boeken die nog niet geschreven zijn.’
Ik trok mijn wenkbrauwen op en vroeg me plotseling af of lezen misschien toch helemaal niet zo goed voor je was als ze op school beweerden. Misschien was een boekenwurm wel net zoiets als een houtworm: schadelijk. Misschien tastte al dat papierstof je hersens aan. Met een bezorgde frons keek ik op naar haar grote brillenogen.
‘Maar als ze nog niet geschreven zijn, dan kunnen ze hier toch ook niet staan?’
‘Niet voor iedereen, nee, dat klopt.’
Ik begreep er steeds minder van, maar Juf Marij leek er juist heel vrolijk van te worden.
‘Weet je wat je doet?’ zei ze. ‘Kies maar een boek uit dat rijtje voor je moeder. Ik weet zeker dat ze het geweldig zal vinden, welke je daarvan ook kiest. Pak gewoon de eerste die er voor jou uitspringt.’
‘Oké…’ Vertwijfeld liet ik me weer op mijn knieën zakken en stak mijn hand uit naar het dikke, zwarte boek met de gele letters op de rug dat me als eerste was opgevallen. Vragend keek ik omhoog.
‘Toe maar.’ Ze knikte bemoedigend.
Ik trok het boek uit de kast en bekeek het omslag. Er stond een statig, wit huis op de voorkant. De titel stond in felle, gele neonletters op de voorkant: Schaduwjaar.
‘Hé, dat is grappig! Die schrijver heeft toevallig dezelfde achternaam als ik.’
Ik ging weer staan en ze nam het boek van me over.
‘Toeval bestaat niet,’ zei ze glimlachend.
Ze keerde het boek om en bekeek de achterkant. De foto van de auteur was op een vreemde manier verbleekt, alsof hij overbelicht was. Je kon zien dat het een vrouw was, maar verder was het portret onherkenbaar.
‘Ja, dit is het juiste boek. Alleen één belangrijk ding: dit boek is voor je moeder, niet voor jou!’ Ze hief haar wijsvinger om haar woorden kracht bij te zetten. Alsof zij dat nodig had met die strenge blik van haar.
‘Kom Froukje, dan gaan we je boeken afstempelen.’ Ze liep voor me uit door het gangpad. Niet veel later stond ik weer buiten.
Mijn moeder kwam die avond pas laat thuis. Zoals altijd gaf ze eerst antwoord op mijn standaard vragen. ‘Jongetje of meisje?’
‘Meisje.’
‘Hoe heet ze?’
‘Janneke.’
‘Leuk. Waren het gezellige mensen?’
Ze lachte. ‘Niemand is gezellig tijdens een bevalling, Frouk. Maar ja, volgens mij zijn ze wel aardig.’ Ze deed haar jas uit, hing hem aan de kapstok en liep door naar de keuken om thee te zetten. ‘En wat heb jij vandaag gedaan? Ben je nog naar de bibliotheek geweest?’
‘Ja, en ik heb ook een boek voor jou meegenomen!’
‘Oh? Dan ben ik benieuwd wat je hebt uitgezocht.’
‘Ik pak het wel even.’
Ik sprintte de trap op naar mijn kamer en stond binnen een halve minuut weer voor haar met het dikke boek. ‘De schrijver heet hetzelfde als wij, leuk hè?’
‘Ja inderdaad, alleen die voornaam zegt me niets. Het zal wel geen familie zijn. Jammer dat de foto beschadigd is.’
‘De biebjuf deed er wel een beetje raar over.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, ze zei dat het een boek is dat nog geschreven moet worden of zo.’
‘Hm…’ Mijn moeder knikte afwezig, terwijl ze het boek opensloeg en met haar duim de bladzijdes voorbij liet zoeven. ‘Ik ben nu wel heel nieuwsgierig. Ik ga even douchen en dan op tijd naar bed, meisje. Ik moet morgen om acht uur al weer bij dat gezin zijn. Ik neem je boek mee, dan kan ik er nog even lekker induiken voor het slapen gaan.’
De volgende dagen zag ik het boek overal: op de leuning van de bank, in het wasbakje van de wc, op de trap, in de wasmand naast de strijkplank, rechtopstaand tegen een stapel borden in een keukenkastje. Overal waar mijn moeder bezig was, lag of stond dat boek, opengehouden door welk voorwerp ze op dat moment ook maar bij de hand had. Ze was altijd al een fanatieke lezer geweest, maar nu leek het alsof ze volkomen door het verhaal geobsedeerd was. Zij verslond niet het boek, het boek verslond haar. Ze vertrok te laat naar haar werk, het eten brandde aan, ze nam de telefoon niet op… Alles werd uitgesteld om nog één bladzijde extra te kunnen lezen.
‘Mam! De dirigent van het zangkoor belt waar je blijft? De repetitie is al begonnen!’
‘Nog één hoofdstuk en dan kom ik eraan!’
Er was geen houden meer aan. Na drie dagen had ze het uit.
De rest van de week leek ze te piekeren over iets. Ook al had ze het boek uitgelezen, het leek haar nog altijd in zijn greep te houden. Nog steeds droeg ze het mee door het huis, al lag het nu gesloten naast haar en wierp ze er zo nu en dan een bedenkelijke blik op.
Een enkele keer keek ze dan ineens op en wierp een lange, peinzende blik op mij. Nerveus draaide ik dan heen en weer op mijn stoel totdat ze zonder iets te zeggen weer verder ging met de strijk, de soep, de was.
Het was weer woensdag, biebdag, vaste prik. Deze keer bleven alle baby’s in de wijde omtrek netjes op hun plek en kon mijn moeder mee. Ze hield het zwarte boek met het huis voorop onder haar rechterarm geklemd. Met links hield ze mijn hand vast. Zo beklommen we samen de heuvel.
Juf Marij keek op toen we de klapdeur openduwden. Toen ze zag dat mijn moeder erbij was, kwam ze direct overeind van haar kruk. Met een gretige blik sloeg ze haar handen ineen. ‘Marij! Daar ben je dan. En?’
Mijn moeder zei in eerste instantie niets terug. Ze stond daar maar voor de balie met dat dikke boek in haar handen. Schijnbaar onwillig het neer te leggen en weer terug te geven.
De biebheks probeerde het opnieuw: ‘Wat vond je ervan?’
Mijn moeder keek haar aan. ‘Dit is niet zomaar een boek, hè?’
‘Nee, dit is iets bijzonders. Dat heb je dus gemerkt.’
Mijn moeder knikte. ‘Heel bijzonder. Ik geloof dat dit het mooiste boek is dat ik ooit heb gelezen. Misschien niet het beste, maar wel het mooiste.’ Ze slikte zichtbaar. ‘Ik vraag me alleen af of…’ Ze schudde haar hoofd, leek te zoeken naar de juiste woorden. ‘Zij heeft dit geschreven, of niet?’
De twee Marijen keken elkaar nu strak aan en negeerden mij volkomen. Er ging iets heen en weer tussen hen dat ik niet kon peilen.
‘Ja,’ zei de biebjuf plechtig, ‘dat moet wel, anders had het daar niet in die kast gestaan.’
‘En dat je mij dat boek nu gaf, dat was ook niet zomaar, neem ik aan.’
‘Ik wilde dat je de kans kreeg om het te lezen. Waarschijnlijk was dit de juiste tijd ervoor.’
‘Of misschien wel de enige tijd die er nog voor was.’
Ik zag haar huiveren in haar mouwloze shirt, hoewel het helemaal niet koud was in de bieb. Fronsend volgde ik het vreemde gesprek. Ik wist zeker dat er iets uitgewisseld werd dat ik niet begreep, maar dat op de een of andere onverklaarbare wijze wel met mij te maken had. Ik werd er kriegel van. ‘Ma-ham, zullen we nu dan boeken gaan uitzoeken?’
‘Ja, ga jij maar alvast kijken. Ik kom zo.’
Ik liep gauw weg, blij dat ik verlost was van die vreemde sfeer. Vanachter de boekenkast hoorde ik nog dat mijn moeder de bibliothecaresse bedankte. En dat was het.
Ik heb nooit begrepen wat dat nou allemaal te betekenen had. Ik heb ook nog wel eens naar dat boek gezocht, maar het nooit gevonden. Achterin de bieb, in de laatste kast op de onderste plank stonden nu geen boeken meer. Toen ik ernaar vroeg, kreeg ik een heleboel uitleg over niets, maar geen antwoord. Uiteindelijk heb ik er niet meer over nagedacht. Tijd is een goede afleider. Dingen veranderden snel. Mijn moeder overleed niet lang daarna. De dorpsbieb werd gesloten. Ik groeide op, verhuisde, kreeg een baan… Het bekende verhaal.
Maar vandaag opende ik een doosje en schoot die vreemde gebeurtenis me ineens glashelder te binnen. Het gebeurde toen ik uiterst voorzichtig een boek uit zijn kartonnen verpakking tilde, lichtelijk bevend van opwinding. Dit was een bijzonder moment.
Zeven jaar had ik hieraan gewerkt en erover gedroomd. En nu was het werkelijkheid. Ik had iets uit niets gemaakt. Hersenspinsels waren materie geworden. Mijn eerste eigen boek. Wat had ik dit moment graag gedeeld met mijn moeder. Ik keek naar het statige witte huis op de voorkant, de titel in felgele neonletters: Schaduwjaar. Daaronder de naam die ik vanaf mijn vijftiende draag: Bo Peters.
En ineens wist ik het allemaal weer. Mijn moeder had dit boek al gelezen toen het nog geschreven moest worden. Ik hoefde me niet meer af te vragen wat ze ervan vond en of ze trots op me was. Ik wist het antwoord nog: ze vond dit het mooiste boek dat ze ooit had gelezen. Niet het beste, maar wel het mooiste.
Bo Peters (Froukje)
© Oktober 2019
Ben je nieuwsgierig geworden naar het boek uit het verhaal, mijn eerste roman Schaduwjaar? Dan zoek hem maar eens op: ISBN 9789090322742.
Of bestel hem hier
